Kerstgedichten

Op de gedichtjes rust copyright. Plaatsing op andere websites mag alleen met mijn toestemming.

Kerstgedichten van Pieter Feller.

***

Grote kerstboodschap

In de kribbe leit het kindeke
van wel zeven pond.
Het drinkt zijn melk zo zoetjes
en is dus heel gezond.
Jozef is bijzonder trots
en Maria kijkt verrukt,
als het kindeke in zijn luier
het woordje ‘vrede’ heeft gedrukt.

***

Strootje

Ik ben zeer uitzonderlijk.
Ik ben een heel oud strootje.
Jezus lag ooit op mij
helemaal in zijn blootje.
De ezel wilde me eten,
de os wilde aan me knagen,
de schapen keken begeerlijk,
maar ik moest Jezus dragen.
Een herder heeft me gepakt
en in een doosje bewaard.
Nu ben ik een heilig strootje.
Het heiligst strootje op aard!

***

Dieren van Bethlehem

De os en de ezel,
de schapen vooral,
zij stonden te kijken
zo stil in de stal.

Zij hadden geen idee
van oorlog en strijd.
Met alleen dieren op aarde
was er vrede… altijd!

***

Eendracht maakt macht

Soldatenlaarzen dreunden,
kanonnen rolden aan.
Toen ging die ene man
voor de colonne staan.
Hij riep:’Geweld brengt geen vrede!’
Hij werd niet gehoord,
de tanks hebben hem platgereden.

Soldatenlaarzen dreunden,
kanonnen rolden aan.
Toen gingen er honderd mensen
voor de colonne staan.
Ze riepen: ‘Geweld brengt geen vrede!’
Ze werden niet gehoord,
de tanks hebben hen platgereden.

Soldatenlaarzen dreunden,
kanonnen rolden aan.
Toen zijn we met zijn allen
voor de colonne gaan staan.
We riepen: ‘Geweld brengt geen vrede!’
Toen werden we gehoord.
De tanks keerden om
en zijn toen weggereden.

***

Sparretje

De kleine spar was weer vergeten,
de grote sparren gingen heen.
Kleintje was wel opgemeten,
maar de houthakker zei ‘neen’.

Lange tijd moest hij dus wachten
tot de kerst van volgend jaar.
Hij vergaarde al zijn krachten,
vastberaden stond hij daar.

Het jaar daarop werd hij verkozen.
Zuchtend zeeg hij ter aarde neer
Piek, ballen, slingers uit de dozen,
kaarsjes ter ere van de lieve Heer.

Weken stond hij daar te pralen.
Ja, de mooiste boom was hij.
Daarna kwamen ze hem halen,
schoven hem pardoes opzij.

Op de vuilhoop ruw gesmeten
door twee sterke mannenhanden.
Niemand hoorde toen zijn kreten.
Hij was dor, zou snel verbranden.

***

Kindeke

Er is een kindeke geboren
ergens ver weg in Pakistan.
Bij een jonge vrouw
en haar wanhopige man.

Hun huis is weggevaagd,
de hemel is hun dak.
’t is koud, er is geen voedsel,
een leven vol van ongemak.

De herders zijn hun schapen kwijt,
verdwenen, gedood, verdwaald.
Engelenzang wordt niet gehoord,
niemand die om dát kindje taalt.

Is daar ook een goede God
die zich om hen bekommeren zal?
Die zorgt voor een warm onderdak,
al is het maar een oude stal?

***

December

Het sneeuwt en het is december.
Weer keert de winter en belaagt
het hart, dat droef, maar steeds gewender
zijn heimelijke pijnen draagt.

In de huiskamer, waar gelaten
het dagelijks leven wordt verricht,
dringt uit de troosteloze straten
een ongekleurd namiddaglicht.

De jaren gaan zoals zij gingen
er is van lieverlee geen onderscheid
meer tussen alle herinneringen
aan liefde en weemoedigheid.

Voorbijgegaan een halve eeuw,
men ontkomt niet aan de tijd.
Altijd december, altijd sneeuw,
altijd dit lege hart, altijd.

Naar J.C.Bloem

***

Kerstleed

Op straat loopt een echtpaar,
sneeuw slaat hen in het gezicht.
Ze duwen een kinderwagen
en dat gaat heus niet licht.

Ze zoeken een warm onderdak,
al is het maar voor één nacht,
maar niemand doet hen open.
Ze werden niet verwacht

Kalkoenen worden gegeten,
warme wijnen gedronken,
maar aan dit arme stel
wordt geen aandacht geschonken.

Wat doen deze mensen
zo laat nog op de straat?
Is er dan niet één goede geest
die hen met kerst binnenlaat?

***

Kerstnacht in Bethlehem

Haar buikje was ontzaglijk dik,
want Maria was hoogzwanger.
Jozef wierp een ongeruste blik,
zijn vrouw hield het niet langer.

Was er dan niemand die helpen wou?
Vol was de herberg, leeg alle straten,
stil was de nacht in een ijzige kou.
Jozef raakte in alle staten.

Plotseling vond hij een stal en zo,
uitgeput en half bevroren,
ging Maria liggen in het stro
en werd het kindeke geboren.

***

Kerstoverdenking

Wat zal ik zeggen over de kerst?
Vol stromen kapellen en kerken.
Oorlog dichtbij, vrede het verst,
er is nog veel om aan te werken.

***

Het meisje met de zwavelstokjes

Tijdens kerstmis lag een meisje
te kleumen in de wintersneeuw.
Het gebeurde lang geleden,
zeker langer dan een eeuw.

Zij warmde zich aan zwavelstokjes
in die ijzig koude nacht.
Droomde van een prachtig kerstfeest,
niemand die toen aan haar dacht.

Ook nu zwerven er nog kinderen.
Zwavelstokjes verkopen ze niet,
maar ze zijn net zo ontredderd,
vaak verteerd door zwaar verdriet.

Handel volgens de kerstgedachte.
Wees barmhartig, wees kordaat.
Schenk een gedeelte van uw rijkdom
aan deze kinderen van de straat.

***

Jozef, Maria en Jezus

Jozef, timmerman te Nazareth
is een aardig man geweest.
Op de trouwdag was Maria zwanger
en er kwam dan ook geen feest.

Toch was hij niet gekwetst,
nam het zonder slag of stoot
en werd met blij gemoed
haar trouwe echtgenoot.

Maria vertelde aan iedereen:
‘Dit is een kind van God.’
Was het een verzinsel?
Was het voorbestemd? Haar lot?

Maria was nog maar een meisje
van amper veertien jaren,
toen zij in een koude stal
haar baby’tje moest baren.

Voor deze jonge tiener
kwamen de weeën met veel pijn.
Het duurde vele uren,
eer ze een moedertje zou zijn.

Jozef die in de dertig was,
heeft haar toen bijgestaan.
Over de afkomst van het kind
heeft hij nooit moeilijk gedaan.

Jozef, Maria en Jezus
vormden een hecht gezin.
Dat is echt wel een wonder
na zo’n bizar begin.

***

Hoe?

Hoe
kan er
op aarde ooit
vrede komen als
wij twee onze ruzie
niet kunnen bijleggen?

***

Zou u hem herkennen?

Er is een zwerver gevonden
zomaar ergens in een straat.
Hij liep er op blote voeten
in een vreemd uitziend gewaad.

Donkerbruin waren zijn ogen,
oosterse trekken en een baard.
Wonden aan armen en benen,
doch uiterlijk kalm en bedaard.

Broeders van het leger des heils
hebben hem netjes opgevangen.
Hem van zijn rare goed ontdaan
en het door een net pak vervangen.

Toen hij zei:’Ik ben de verlosser,
de heiland, ja de zoon van God.’
Hebben ze hem uitgelachen,
noemden ze hem een verdwaalde zot.

Ergens achter slot en grendel
zit die man die nu maar zwijgt.
Zou u Jezus wèl herkennen,
als u hem onder ogen krijgt?

***

Restaurant met één ster

Ik ben naar Bethlehem gereden.
Daar in restaurant ‘De oude stal’
serveerden ze echt heerlijkheden
die ik niet licht vergeten zal.

Het ossenvlees was knapperig gebraden,
de schapenbouten mals en zacht.
De ezelsbiefstuk niet te versmaden,
de kamelensoep was ongedacht.

Ja, dit eethuis verdient meer sterren,
maar die worden zeker niet gehaald.
Met kerst zie je de ene ster van verre,
dat blijft zo, dat heeft God bepaald.

Waar zijn Jezus, Jozef en Maria?
Kerst is een eetfestijn geworden
gesponsord door de horeca.
Leeg zijn de kerken, maar vol de borden!

***

Ode aan Bing Crosby

Iedereen kent dit liedje.
Men zingt het met de kerst,
al wordt het dan wel eens
onzuiver uit een keeltje geperst.
Bing brengt het prachtig,
het hoort echt bij hem,
“White Christmas” gezongen
met zijn bronzen stem.

***

Wat deden sprookjesfiguren met kerstmis?

***

Sneeuwwitje

Sneeuwwitje vierde een witte kerst
met de zeven brave dwergen.
Ze hadden een dik pak sneeuw
daar hoog in gindse bergen.

Nog geen stiefmoeder met vergif,
alleen maar zoete dennengeuren.
Acht hartjes klopten vol geluk,
wisten niet wat er ging gebeuren.

***

Assepoester

Assepoester is nu een prinses,
het glazen muiltje paste haar.
Haar zussen zijn nog kleinbehuisd,
voor Assepoes stond een paleisje klaar.

De kerstboom is tien meter hoog
met zilver en goud behangen.
Haar zussen zitten beiden thuis
naar al die weelde te verlangen.

***

Hans en Grietje

Hans en Grietje waren thuis teveel,
ze werden in het bos gezet.
Als door een wonder vonden ze
een huis van koek en werden dus gered.

De bewoonster sloot ons Hansje op,
maar toen deed Grietje iets heel geks.
Zij duwde de toverkol de hete oven in.
Met kerst aten ze dus gebakken heks.

***

Klein Duimpje

Klein Duimpje was een kleine vent,
niet veel groter dan een pink.
Toch had hij best een leuk bestaan,
was een goedgehumeurde bink.

Met kerstmis was hij snel tevree
de kleine man, ons duimeltje.
Hij bliefde dan geen plakje stol.
Zijn buik was vol al na één kruimeltje.

***

De wolf en de zeven geitjes

De vader van de geitjes, meneer de Bok
ging in het bos een kerstboom zagen.
Hij wist niet dat er in de buurt
een hongerige wolf was gaan jagen.

Meneer de Bok werd een kerstdiner,
hij was een vette wolvenvangst.
Dit is dus de echte verklaring
voor moedergeits grote wolvenangst.

***

Roodkapje

Grootmoeder vierde het kerstfeest
altijd thuis bij Roodkapje.
Bij de dennenboom zaten ze dan,
dronken wat wijn, aten een hapje.

In de besneeuwde bossen
sloop toen de wolf al rond,
die in oma’s ledikant later
zijn tragisch einde vond.

***

Dennenboom

O dennenboom, o dennenboom
wat zijn je takken wonderschoon.
Nu ga ik je zagen,
geteld zijn al je dagen.
Na kerstmis en nieuwjaar
ga je in de fik, vandaar.